Ingrediënten
Bakmateriaal:
- twee ovenbakplaten met bakpapier
Beslag voor 24 stuks:
- 100 g kristalsuiker
- 90 g vlugkokende havermout
- 40 g tarwebloem, patent
- snuf zout
- 100 g boter
- 3 eetlepels melk
Scandinaviërs houden al heel lang van haver. Het lied Hárbarlzljód uit de Edda vertelt ons dat de god Thor haverpap (en haring) at als ontbijt. ‘Betere kost bestaat er niet’ vond hij ‘ik heb geen honger’. In Noorwegen waar alleen gerst en haver wilden groeien, die ook nog geregeld niet rijp werden vanwege het barre klimaat daar, waren die granen met vis de belangrijkste voedingsmiddelen van de gewone man. ‘Graan lenen we van God’ zeiden ze. Nog begin 20e eeuw verorberde een Noorse boer bij drie van de vijf dagelijkse maaltijden een koek of pap van haver. Een ingrediënt dus dat heel vaak door de handen van de boerin ging. Niet gek dat ze – als het er af kon – er ook eens iets feestelijks van maakte, zoals deze havrekniplekaker. Simpeler kan het niet, maar ook niet beter. Overigens was ik heel verbaasd toen ik dit recept tegenkwam in mijn Noorse kookcollectie want deze koekjes lijken sprekend op de kletskoppen die mijn vader na de oorlog in de oven van ons houtgestookte fornuis bakte om zijn magere kindertjes ook eens iets vrolijks te laten proeven in die tijd van schaarste. Er waren meer mensen op dat idee gekomen, blijkt na wat speurwerk. Want in de 11e editie (1943) van Recepten Huishoudschool Laan van Meerdervoort ’s Gravenhage beschrijven de dames Stoll en de Groot onder Kletskopjes of van Speykjes een ‘Oorlogsrecept’ zonder de traditionele amandelen, maar met ‘vlugkokende gortmout’ oftewel gerstevlokken, die volgens hun andere recepten omwisselbaar zijn met havermout. En in plaats van suiker met de weeë suikerbietenstroop natuurlijk. Dat hoeft gelukkig niet meer!
- Oven voorverwarmen op 200˚ C.
- Suiker, havermout, bloem en zout mengen in een kom. De boter toegedekt smelten in de melk en meteen door het havermoutmengsel roeren.
- Met twee theelepels 12 bergjes beslag (van 1 opgehoopte Hollandse theelepel) over een plaat verdelen. Met vochtige vingers bewerken tot rondjes van circa 6 cm. Zorgen dat er flink wat tussenruimte blijft: ze lopen nogal uit. Even laten staan tot de boter opstijft
- Bakken: per plaat 8-9 minuten op de middelste richel tot de randjes mooi bruin zijn. Even erbij blijven, want ze worden gauw te donker. Op de plaat laten afkoelen. Pas dan voorzichtig opnemen met een kaasschaaf: ze zijn erg bros. Luchtdicht bewaren.