Ingrediënten
Bakmateriaal:
- bakplaat belegd met bakpapier
Deeg (voor circa 20 stuks):
- 125 g zachte boter
- 70 g poedersuiker
- 150 g tarwebloem, patent
- 1 theel. fijngestampte kardemomzaadjes
- snufje zout
- 1 eiwit
- 1 eetl. maanzaad, grof gehakte pistaches
- of sesamzaad
Margaret Shaida, die een prachtig boek over de Perzische keuken schreef (The legendary cuisine of Persia, London 1992) zegt in The Oxford Companion to Food dat deze keuken sterk is in fijn gebak, maar ze geeft niet aan hoe dat komt. Vermoedelijk overgenomen van de Haute Cuisine die daar al door de Babyloniërs was ontwikkeld: gebak heb je niet echt nodig om in leven te blijven. Toen de Grieken onder Alexander de Grote op hun beurt de Perzen versloegen (333 v.C.) keken ze neer op de overvloedige Perzische maaltijden, trots als ze waren op hun sobere eten, met als voornaamste kruiderij gedeclameerde gedichten ter voeding van de geest. Maar ondertussen zou de Griekse keuken – en later ook de Arabische en Turkse – nooit iets zijn geworden zonder de verfijnende invloed van de Perzische kookkunst, die zich kenmerkt door een subtiel smakenspel, zoals in deze koekjes, gekruid met kardemom. Professor Marten Stol beschrijft in het Jaarbericht Ex Oriente Lux, vol. 28, hoe verbaasd de oude Grieken waren over het feit dat Perzen (toen al!) kardemomgebak maakten. Wat Grieken zelf kardamon noemden was oneetbaar. Dat zal dus de groene soort niet geweest zijn, maar een grotere bruine ‘valse’, die naar kamfer riekt en absoluut niet geschikt is om mee te bakken. De naam cardamomum wordt ook tegenwoordig nog voor wel 6 plantensoorten gebruikt. De beste (Eletteria cardamomum) stamt uit India, indertijd deel van het Perzische Rijk. Je kunt er ook op kauwen tegen een slechte adem. Zaadjes uit de peul peuteren is een gedoe maar poeder is minder geurig, daarvan hebt u dus meer nodig voor deze Nan-e Ardi, tarwekoekjes.
Hier komt het recept.