Ingrediënten
Bakmateriaal:
- ovenbakplaat met bakpapier
- gladde koeksteker 12 cm diameter
Deeg voor 8 stuks:
- 250 g tarwebloem, patent
- 4 afgestr. theel. koekkruiden
- 3 afgestr. theel. bakpoeder (6 g)
- snufje zout
- 75 g bruine basterdsuiker
- 25 g witte basterdsuiker
- 100 g zachte boter
- circa 5 ml water (1-2 eetlepels)
Bovenop:
- water
- kristalsuiker
Dennekoeken … Omdat ik de indruk had dat het een typisch oorlogs-baksel was, vanwege de zeer eenvoudige ingrediënten, heb ik mijn licht eens opgestoken bij het Nederlands Bakkerij Museum Het Warme Land in Hattem, dat een schitterende bibliotheek huisvest. Mark Venema, arts in ruste, nu documentalist, had de informatie in een mum van tijd beschikbaar. Het blijkt een recept uit de crisistijd. Het vakblad Bakkersbedrijf van 1936 gaf op verzoek van een lezer, die de koek had opgestuurd, al een recept. Theorie en Practijk voor den banketbakker (H.Menkveld, 1941) geeft het ook, evenals H.F. Blessinga in het Vakboek voor de Banketbakkerij (1948). Hij schrijft erbij dat de koeken zowel in N-Brabant als op de Veluwe werden gemaakt en vaak heel verschillend. Ik borduur hier verder op zijn recept.
Dennekoeken … waarom heten ze eigenlijk zo? Omdat ze aanvankelijk vooral verkocht werden in bosbaden: zwembaden die (toen!) met steenkoud bronwater gevuld werden. Ik zie mijn kinderen nog bibberend van de kou eruit klimmen. Dat was nog een tijd dat je ging zwemmen als het water 18 graden was. En dan kreeg je als beloning zo’n heeele grote dennekoek. Of heidekoek, zoals andere bakkers ze noemden. Misschien ook vanwege de harsige smaak?
- Bloem zeven met koekkruiden, bakpoeder en zout. De suikers erbij zeven om de klontjes eruit te krijgen. Alles goed mengen.
- Met twee messen de boter door het bloemmengsel snijden. Met de vingertoppen tot fijn kruim wrijven. Met een mes het water toevoegen. Snel een soepel deeg kneden. Misschien is daarvoor nog een eetlepel water nodig. Dit deeg een uurtje toegedekt koelen.
- Oven voorverwarmen op 160˚C
- Het deeg even op kamertemperatuur laten komen. Op met bloem bestoven werkvlak uitrollen tot een ruwe cirkel van 32 cm. Rondjes uitsteken. Het overgebleven deeg samendrukken en opnieuw uitrollen tot alles is verwerkt. Niet te dicht bij elkaar op de bakplaat leggen: ze lopen wat uit. Met water bestrijken, met suiker bestrooien.
- Bakken: circa 30 minuten op de middelste richel tot ze goudbruin zijn. Met een taartschep snel van de plaat nemen en laten afkoelen op een rooster.