Ingrediënten
Bakmateriaal:
ovenbakplaat belegd met bakpapier
Voor twee stuks:
- 500 g tarwebloem voor brood
- 7 g instantgist (Oetker)
- circa 200 ml lauwe melk
- 25 g gesmolten roomboter
- 2 eieren (L)
- 40 g witte basterdsuiker
- 4 theelepels geraspte citroenschil
- 2 theelepels vanillemerg
- 8 g zout
- boter om de kom in te vetten
- 2 losgeklopte eierdooiers
- grofgehakte amandelen en/of greinsuiker
Vasten betekent in de christelijke traditie niet dat er helemaal niet gegeten mag worden, maar dat men gedurende bepaalde perioden enkel bepaalde soorten voedsel laat staan. Dus is het feest als het vasten op het Paasfeest mag stoppen. De Armeniërs vieren dat met een speciaal gevlochten brood, de çörek. Die naam betekent ‘dat wat is gekneed’. De rode eieren waarmee het versierd wordt symboliseren zowel het bloed van Christus als eeuwigheid en vruchtbaarheid. De drie deegstrengen staan voor de Drieëenheid.
Armeniërs wonen over de hele wereld verspreid. Hun land, dat lag op een kruispunt van handelswegen, is altijd een speelbal van grootmachten geweest. Toch heeft dat verstrooide volk steeds zijn eigen tradities weten te bewaren, waaronder dit Paasbrood. Yoeri Manasyan uit Russisch-Armenië, wist te vertellen dat er in zijn geboorteland altijd een goed glas rode wijn wordt geschonken bij de sjeurek. Tenslotte heet het dat Noach in Armenië de eerste wijnstok heeft geplant. En wie de geestige illustratie bij de Bruiloft te Kana in een middeleeuws Armeens bijbelhandschrift goed bekijkt, ziet meteen dat men de wijn daar wist te waarderen: de brave bruidegom kijkt er scheel van!
- De helft van de bloem in een kom storten. Mengen met de gist, de melk, de gesmolten boter en de eieren. Een glad beslag kloppen. Een kwartier in de kom onder een vochtige doek laten rusten.
- De rest van de bloem, de suiker, de smaakmakers en het zout erdoor scheppen; 8 minuten kneden in de machine (laagste stand) of een kwartier met de hand. Misschien nog wat melk of wat bloem toevoegen. Het deeg mag niet te slap worden. Met wat bloem bestuiven en een bol maken. Deze bol in een schone met boter bestreken kom, toegedekt met de doek bij kamertemperatuur een uur laten rijzen (krijgt tweemaal het volume).
- Het deeg op licht met bloem bestoven werkvlak uitdrukken tot een rechthoek, daaruit 6 repen snijden. Deze repen uitrollen tot strengen van 60 cm. Hiervan twee vlechten breien. Nu óf twee lange vlechten van 35 cm maken óf twee kransen, waarbij de uiteinden aan elkaar gevlochten worden. Van elk éen kan natuurlijk ook. Op de beklede bakplaat onder de vochtige doek bij kamertemperatuur in circa een uur tot tweemaal het volume laten rijzen.
- Oven voorverwarmen op 225˚C.
- Het deeg met dooier bestrijken, bestrooien met amandelgruis en/of greinsuiker.
- Op de tweede richel van onderen 10 minuten bakken bij 225˚C., daarna 15 minuten bij 150˚C.